In zijn onlangs verschenen boek ‘Toezicht als beroep‘ gaat Theodor Kockelkoren uitgebreid in op de verschillen tussen niet-idealistisch en idealistisch toezicht, zoals hij het noemt. Niet-idealistisch toezicht is volgens hem gedoemd te mislukken. Hij laat overtuigend zien dat zonder idealen toezicht verzandt in een nutteloze bureaucratie.

1. Idealistisch toezicht, is dat nou echt nodig?

Het probleem met niet-idealistisch toezicht is dat het iedereen aanmoedigt te stoppen met nadenken.  Als we namelijk willen dat de toezichthouder ‘gewoon de regels handhaaft’ zullen die regels in onze complexe wereld nogal gedetailleerd moeten zijn.  Iedereen zal vervolgens steen en been klagen over de veelheid en starheid van de regels.  En ja, dan is idealistisch toezicht toch te verkiezen.

2. Maar wie houdt zo’n toezichthouder dan in toom?

Dat is een terechte vraag, waar geen ideaal antwoord op mogelijk is.  In de ogen van sommige zou het ideale antwoord zijn: de Tweede Kamer.  Maar de Tweede Kamer is niet op aarde om in detail de handel en wandel van toezichthouders te controleren.  Verstandiger is het om te eisen dat een toezichthouder door de verschillende belanghebbenden in toom wordt gehouden.  Verstandig is het ook om te zorgen dat de toezichtorganisaties bevolkt worden door goede toezichthouders.

3. Bestaan ze eigenlijk wel: idealistische toezichthouders?

Ja, ze zijn te vinden.  Er zijn mensen die voldoen aan de vereiste eigenschappen.  Maar: zowel de organisatie als de mensen moeten wel de ruimte krijgen om hun rol te vervullen.  De politiek en samenleving zijn daarmee zelf ook steeds aanzet: hoeveel ruimte wil ik mijn toezichthouder geven en hoeveel ruimte geef ik hem daadwerkelijk?

4. Zijn dan al onze problemen opgelost?

Eh, nee.  Helaas niet.  Idealistisch toezicht kan effectief zijn.  Ja, die voorbeelden zijn er.  Maar toezicht kan niet alle problemen in onze samenleving oplossen.  Er is daarmee niet alleen werk aan de winkel voor toezichthouders.  De toezichthouders zullen zich tot het uiterste moeten inspannen voor hun effectiviteit.  Maar zij kunnen bijvoorbeeld ons financieel stelsel niet voor alle crises behoeden.  Daarvoor zit er teveel inherente spanning in ons financieel stelsel.  Om te zien of voorbij toezicht nieuwe oplossingen gevonden kunnen worden, zal nog veel werk vergen.